Aftermovie

Fotografen gebruiken van oudsher gewone materialen om licht of hun beelden op te vangen en te bewaren, en soms gebruiken ze ook speciale lenzen en apparatuur om het licht terug te scannen naar hun lenzen, hetzij met een camera die fysiek beelden maakt van een speciaal oppervlak, hetzij door voorwerpen te fotograferen met een computerprogramma.

De in dit werk beschreven voorwerpen kunnen worden vervaardigd met behulp van een of meer van de hier beschreven technieken. Deze technieken zijn alternatieven voor of combinaties van technieken en materialen die al bekend waren in de fotografische kunst vóór de onderhavige uitvinding (zoals aangegeven in de bijgevoegde claims). De combinaties en equivalenten van deze technieken kunnen conventionele elektronische en/of mechanische technieken en materialen omvatten, en niet-traditionele technieken zoals fotografie met behulp van gasmaskers of (een andere optie) fotogravure. Sommige van de hierin beschreven technieken kunnen precies zo worden gebruikt als beschreven, maar kunnen ook in andere combinaties of met andere materialen en methoden worden gebruikt dan duidelijk is voor wie de conclusies leest. Deze belichamingen worden geïllustreerd aan de hand van een systeem dat een eerste voorwerp omvat, bestaande uit een objectief en een tweede voorwerp, bestaande uit een fotomultiplicatorbuis, een objectief van de fotomultiplicatorbuis, en verlichtingsbronnen, waarbij het systeem geschikt is voor het construeren of scannen van bronnen die het voorwerp verlichten door het uitzenden van, bij wijze van voorbeeld, licht van een elektromagnetische bron, infrarood (IF), ultraviolet (UV), zichtbaar (V), en/of de lichtenergie van een andere lichtbron (zichtbaar en/of infrarood en/of UV), of een combinatie van dergelijke bronnen. Het systeem kan ook een display-apparaat omvatten, maar de lengte van de grondplaat van het display-apparaat kan variëren van OSOne tot OJO. Bovendien kan het systeem bij voorkeur een of meer bijbehorende motoren hebben om de fotomultiplicatorbuis in de richting van een reflecterend oppervlak te bewegen en zo het afgebeelde voorwerp in te lijsten en het licht in de fotomultiplicatorbuis op te vangen. Het systeem kan bijvoorbeeld in staat zijn geïsoleerd licht van deze, of om het even welke andere lichtbronnen te vangen waar de leerling en het voorwerp identieke samenstelling en/of “camera” beelden schijnen te hebben. In sommige belichamingen omvat het systeem één of meer fotomultiplicatorbuizen of fotodetectoren aan elke kant van en tussen de twee voorwerpen. Andere belichamingen kunnen echter afzonderlijke fotomultiplicatorbuizen of fotodetectoren omvatten, en als zodanig kunnen de systemen compatibel zijn of kunnen zij zo worden geconstrueerd dat de fotomultiplicatorbuizen of fotodetectoren verschillende detectoren omvatten. Hierdoor kunnen de spectrale ingangen van lichtbronnen die door de systemen worden gestuurd (b.v. infrarode lichtbronnen), detectoren die meerdere golflengten detecteren, detectoren die meerdere banden en soorten licht detecteren, en detectoren die gevoelig zijn voor zwak of vaag licht naast het typisch zichtbare licht van het zichtbare licht.

De fotomultiplicatorbuizen van diverse types kunnen worden gebruikt om componenten op het onderwerp, of gedeelten van het onderwerp, te transscriberen, vast te leggen, en/of af te beelden. De fotomultiplicatorbuizen kunnen bijvoorbeeld inzetstukken bevatten die een onbeperkte voortplanting van licht mogelijk maken en/of licht bufferen en/of versterken tussen het inzetstuk en het objectief of de sensor. Voorts bestaat, zoals hierin beschreven, de mogelijkheid om de lichtpenetratie en/of belichtingstijden en/of sensorprestatiekenmerken van de fotomultiplicatorbuis om te zetten in lichtpenetratie en/of belichtingstijden en/of sensorprestatiekenmerken van het systeem (b.v. lengte, diameter, dikte, vormen, enz.).

Het systeem kan bovendien of bij wijze van alternatief de vorm aannemen van een ander beeldvormingssysteem waarbij het systeem op een te scannen voorwerp is gemonteerd. Het scansysteem kan in staat zijn om continu licht te belichten en/of op te vangen vanuit elke hoek of locatie vanaf een positie van het voorwerp dat zich het dichtst bij het scansysteem bevindt. De opstelling kan dan worden geconfigureerd voor het coördineren en volgen van pixelposities, posities ten opzichte van een brandpunts- of bereikcamera, enz. Het systeem kan bovendien of alternatief de vorm van een ander weergavesysteem aannemen waar het systeem schuin is om een gedeelte van het onderwerp te aftasten. Het systeem kan bijvoorbeeld dwars op het onderwerp worden gemonteerd of in het onderwerp worden ingebracht (het systeem kan bijvoorbeeld radiaal in het oppervlak van een onderwerp zoals een blad papier of een film worden ingebracht). De fotogrammen kunnen dan worden gereproduceerd met een normaal georiënteerde reeks officiële camera’s die door het scansysteem in alle richtingen worden uitgezonden terwijl het systeem het voorwerp scant. Terwijl de documenten van het scansysteem naar het scansysteem worden overgebracht (b.v. subfotogrammen), worden de technologieën gelijktijdig continu toegepast om de objecten af te beelden en het licht van de objecten op te vangen terwijl zij zich verplaatsen van loodrecht op het oppervlak van het voorwerp of terwijl zij door de obstructiezone van het subfotogram gaan tussen het gescande fotogram en het brandpuntsvlak van het gescande fotogram.